
De heilige overtuiging: politiek als het nieuwe dogma
1. Politiek als geloof: een ontwrichte analogie
Politiek — het publieke domein van bestuur, beleid en ideologie — functioneert steeds vaker als een geloofssysteem: een wij/zij-schema, axioma’s die niet ter discussie staan, rituelen (campagnes, slogans, peilingen, tv-optredens) en een uitverkoren kring die de waarheid in pacht lijkt te hebben. Het is een geloof zonder god, maar mét dogma.
Horkheimer en Adorno waarschuwden in hun ‘Dialectiek van de Verlichting’ al dat rationaliteit onder moderne machtsverhoudingen kan verharden tot louter instrument: kennis wordt middel tot beheersing, niet tot bevrijding. In die verharding herkent men het politieke dogma: identiteiten worden bewaakt, twijfel wordt gezien als verraad.
2. Dogma en ideologie: van filosofie naar politiek handelen
Een ideologie wordt een geloofssysteem zodra ze haar eigen voorwaarden voor kritiek uitschakelt en zichzelf als vanzelfsprekend voorstelt. Badiou beschrijft hoe een gebeurtenis energie en waarheid kan losmaken, maar hoe die waarheid vervolgens stolt zodra ze in instituties en leuzen wordt gegoten.
Dat zien we bijvoorbeeld wanneer een nationalistisch identiteitsverhaal tot heilige graal wordt verheven, of wanneer herverdeling als enig denkbaar antwoord op ongelijkheid tot axioma verstart.
In beide gevallen verdwijnt de filosofische openheid en wordt politiek missionair.
3. Twijfel als graadmeter van volwassen politiek
Een geloofssysteem sluit twijfel niet per se uit — maar een dogmatisch systeem doet dat wél. Zodra een overtuiging haar eigen vraagtekens niet meer verdraagt, verliest ze haar openheid en wordt ze catechese. Politiek vertoont vandaag precies dat symptoom: afwijking van de partijlijn wordt opgevat als verraad, nuance als zwakte, twijfel als gebrek aan ruggengraat.
Toch is twijfel geen teken van leegte, maar van rijpheid. In de mystieke tradities van het christendom en jodendom gold twijfel als noodzakelijke doorgang tot inzicht. Kierkegaard zag de sprong in het geloof niet als vlucht voor onzekerheid, maar als de moed om haar te dragen. Descartes gebruikte twijfel als fundament voor kennis; Habermas zou later dezelfde houding eisen van het publieke debat: overtuigingen moeten vertaalbaar blijven, bespreekbaar, toetsbaar.
Wanneer politiek die dialectische ruimte verliest, verschuift overtuiging naar geloof, en deliberatie naar ritueel. Dan verdedigen partijen geen ideeën meer, maar identiteiten — en wordt twijfel niet langer de bron van inzicht, maar de vijand van het gelijk.
4. Vlaanderen: een identiteitsdogma en een herverdelingsdogma
Aan de ene zijde staat een identiteitsproject dat “eigen volk” en culturele homogeniteit als eerste principes hanteert. Het verabsoluteert een mythisch wij en wantrouwt pluraliteit als ontbinding.
Aan de andere zijde staat een herverdelingsproject dat de staat als almachtige correctiemachine op alle ongelijkheden concipieert. Het verabsoluteert gelijkheid als uniform uitkomstprincipe en verklaart economische of culturele fricties tot loutere bewustzijnsfouten.
Beide verabsoluteringen produceren blinde vlekken: het identiteitsdogma ziet de reële meerstemmigheid van moderne samenlevingen niet; het herverdelingsdogma onderschat tragiek, keuze en onbedoelde effecten.
Beiden verruilen onderzoek voor overtuiging, en dialoog voor doctrine.
5. Waarom dit problematisch is — en wat ons te doen staat
Dogmatische politiek ondermijnt vier pijlers van een volwassen democratie. Twijfel verdwijnt, waardoor herziening onmogelijk wordt; pluraliteit krimpt, omdat afwijking als ketterij geldt; deliberatie verschraalt tot ritueel, omdat men preekt voor de eigen parochie; veranderlijkheid wordt verdacht, zodat de werkelijkheid enkel nog mag bevestigen wat al geloofd werd.
Castoriadis (in “l’Institution imaginaire de la société”) herinnert ons eraan dat een vrije samenleving zichzelf voortdurend institueert — een levende verbeelding die normen en wetten maakt én hermaakt. Voeg daarbij Poppers falsificatie-ethos: elke ernstige politieke stelling moet zo geformuleerd zijn dat ze weerlegd kan worden (in “The Open Society and Its Enemies”). En neem Arendts les ernstig: politiek verwordt tot ideologie wanneer handelen niet meer is ingebed in pluraliteit en werkelijkheid, maar in noodzakelijkheid en doctrinaire logica (in o.a. “Het waagstuk van de politiek”).
Praktisch betekent dit: toets kernstellingen expliciet aan weerleggingen; maak in parlement en media ruimte voor argumenten die het eigen gelijk ondermijnen; bouw beleid met ingebouwde omkeerbaarheid en evaluatiemomenten; eis van woordvoerders hermeneutische verplichting — het vermogen de sterkste versie van de ander te verwoorden voordat men haar bestrijdt. Niet omdat relativisme een doel op zich zou zijn, maar omdat waarheid in het politieke altijd procedureel, voorlopig en herroepbaar is.
Wat we als burger kunnen doen
De antidote tegen dogmatische politiek begint niet bij een partij, maar bij de burger. Politieke cultuur is immers niets anders dan de som van onze aandacht, onze traagheid en onze bereidwilligheid tot luisteren. Wie alleen nog informatie consumeert die het eigen gelijk bevestigt, onderhoudt het geloofsysteem dat hij zegt te verwerpen.
Verantwoord burgerschap vraagt daarom om een dagelijkse oefening in epistemische bescheidenheid: het vermogen om te zeggen “ik weet het niet”, om argumenten van anderen in hun sterkste vorm te herhalen, en om in gesprek te blijven wanneer de emoties hoog oplopen.
Concreet betekent dit: lees buiten je bubbel, stel vragen die je eigen positie kunnen ondermijnen, weiger slogans en vereenvoudigingen. Kies voor media die redeneren boven reageren, en beoefen — zoals Popper zou zeggen — het recht om ongelijk te hebben als de hoogste vorm van vrijheid.
Politieke volwassenheid begint niet met overtuiging, maar met het bewust cultiveren van twijfel. Alleen dan wordt de burger niet de gelovige van een partij, maar de bewaker van de democratische rede.
6. Politiek als open ruimte, niet als tempel van geloof
Politiek kan inspireren, maar verliest haar emancipatorische potentieel zodra ze de toonhoogte van het geloof aanneemt. Of men nu identiteit of herverdeling verabsoluteert: zodra geloof de plaats van denken inneemt, verstomt de politiek.
Habermas, Badiou, Horkheimer/Adorno, Castoriadis, Popper en Arendt wijzen elk op een andere manier dezelfde weg: bewaar twijfel, koester pluraliteit, organiseer tegenspraak. Begrijp politiek niet als bezit van waarheid, maar als gezamenlijke taak — het herhaaldelijk, publiek proces van toetsen, spreken, herzien.
Alleen dan wordt de samenleving geen tempel van gelijkgezinden, maar een levend gesprek waarin verschil en werkelijkheid elkaar tot inzicht dwingen.






